Column: Meer monarchie

vrijdag 11 oktober 2002 17:00

Het was bijzonder om te zien dat zowel oude als nieuwe Nederlanders, blank en bruin, samen in de rij stonden voor de baar van Prins Claus. In een tijd van dreigend politiek geweld en sociale disharmonie, een tijd van gemeenschapsverlangen en wereldburgerschap vormt het Oranjehuis een politieke baken in zee. Daarom is het goed aan dit Oranjehuis een duidelijk zichtbare plaats te geven in ons staatsbestel.

De rouwperiode na het overlijden van Prins Claus heeft opnieuw duidelijk gemaakt welke grote plaats de Oranjes innemen in het hart van het Nederlandse volk. Niet alleen geboorten en huwelijken, ook het overlijden van leden van het Koninklijk Huis roepen warme reacties van meeleven op. Veertig jaar na de dood van Wilhelmina zijn we getuige van ingetogen en plechtige en zeer authentieke aanhankelijkheidsbetuigingen.

Prins Claus voelde zich, naar men zegt, gekluisterd door de beperkingen die aan de gemaal van de Koningin zijn opgelegd. Maar zou de Koningin geen reden hebben zich gekluisterd te voelen door de beperkingen die door de Grondwet aan haar zijn opgelegd? Met andere woorden: is de beperkte formele constitutionele positie van de Koningin in overeenstemming met de grote plaats die de Oranjes hebben in de harten van de meeste Nederlanders?
Het antwoord op deze vraag is: nee. De vigerende Grondwet is de herziene Grondwet van 1983. In deze Grondwet is de ‘monarchale structuur’ die alle voorgaande Grondwetten sinds 1813 hadden bezeten, niet meer terug te vinden. Werd vanaf 1813 consequent gesteld dat de ‘soevereiniteit’ of de ‘Kroon der Nederlanden’ opgedragen was aan het Huis van Oranje-Nassau, art. 24 van de herziene Grondwet meldt daarover niets meer. Wie of wat soeverein is in Nederland wordt uit onze constitutie niet meer duidelijk.

En dat is nog niet alles. Benoemingen door het centrale gezag werden voor 1983 toebedeeld aan de Koning, na 1983 doet ‘de regering’ dat. De mogelijkheden van de vorst om hierin zelf te sturen zijn sterk beperkt.
De volgende stap is al te voorzien als de burgemeestersbenoeming verleden tijd is en straks helemaal aan koninklijke invloed wordt onttrokken. En wat de regering betreft: in het verleden was er sprake van de Kroon, waaronder regering en ministers te begrijpen waren. De Koning oefende mede de wetgevende macht uit. Nu staat hij erbuiten en is er nog slechts sprake van een koninklijk contraseign.

De Grondwetswijziging van 1983 heeft onze constitutionele monarchie dus niet ongewijzigd gelaten. Voor 1983 was de monarchie nog een duidelijk element, na 1983 kwam alle accent op het constitutionele te vallen. Grondwetten zijn echter ook producten van hun tijd. De Grondwetsherziening van 1983 heeft een voorbereidingstijd van anderhalf decennium gekend. Dat waren de jaren zestig en zeventig, de jaren van nivellerend gelijkheidsdenken en de jaren van links. Het was een periode die niet overstroomde van politieke sympathie voor het instituut van de monarchie. Dat politieke klimaat heeft zijn weerslag gevonden in de Grondwet van 1983.

Wij leven vandaag in een tijd waarin deze jaren zestig en zeventig kritisch worden bekeken. Zijn toen niet de normen en waarden overboord gegaan die we nu weer graag binnenboord willen hebben? Is er toen niet van veel tradities afscheid genomen, waarvan we nu zeggen dat die behoren bij het waardevolle van de Nederlandse cultuur en samenleving? Is er in die jaren ook niet op een overdreven manier gestreefd naar democratische verhoudingen: aan de universiteiten, in bedrijven en ook in de politiek?

Wellicht breekt nu de tijd aan om een aantal dingen recht te zetten. Dat betreft dus ook de plaats die de Oranjes toekomt in ons staatsbestel. Met nadruk zeg ik hier de Oranjes. De aanhankelijkheid aan dit Huis met zijn vrijheidlievende politieke tradities gaat vooraf aan de aanhankelijkheid aan het instituut van de monarchie. Het is op grond van hun bijzondere rol in de Nederlandse geschiedenis dat aan hen de soevereiniteit over de Nederlanden toekomt. Zo is het door Groen van Prinsterer en Kuyper in de negentiende eeuw gezien en zo ziet de christelijke staatkunde dat vandaag nog steeds.
We kunnen daarom instemmen met de opvatting van F.A.J.Th. Kalberg dat Oranje niet aan de Grondwet zijn macht heeft te danken. Hij zegt in zijn voortreffelijke boek over de staatkundige positie van de Oranje-monarchie: ‘Het Huis van Oranje is namelijk niet in het bezit van de souvereiniteit gekomen om hetgeen geschreven staat, maar om wat is geschied’.
Wordt het niet tijd om aan deze historische positie van de Oranjes in ons staatsbestel meer recht te doen?
Daarvoor pleiten niet alleen historische redenen. Toont het Huis van Oranje-Nassau met alles waar het voor staat niet de kern van de Nederlandse politieke cultuur?
Het was bijzonder om te zien dat zowel oude als nieuwe Nederlanders, blank en bruin, samen in de rij stonden voor de baar van Prins Claus. In een tijd van dreigend politiek geweld en sociale disharmonie, een tijd van gemeenschapsverlangen en wereldburgerschap vormt het Oranjehuis een politieke baken in zee.
Daarom is het goed aan dit Oranjehuis een duidelijk zichtbare plaats te geven in ons staatsbestel.
Het recept? Terug naar de staatsregelingen van voor 1983! Laten we de koninklijke elementen daaruit, welke passend zijn bij onze tijd, opnieuw een plaats geven in ons staatsbestel.

Door Roel Kuiper

« Terug

Reacties op 'Column: Meer monarchie'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.