Pensioenen en beleid

zaterdag 30 oktober 2010 20:57

Sinds de naoorlogse invoering van de Algemene Ouderdomswet (AOW) is iedere Nederlander van 65 jaar en ouder verzekerd van een basispensioen. Dit betekende een grote stap voorwaarts ten opzichte van het verleden. Echter bij het toenemen van de levensstandaard van de werkende bevolking werd het gat tussen het laatst verdiende salaris en de AOW steeds groter. Daardoor ontstond een toenemende vraag naar aanvullende pensioenuitkeringen. De huidige praktijk is nu, dat het overgrote deel van de Nederlanders aanspraak kan maken op een aanvullend pensioen. Het merendeel van de ouderen heeft het in dit land dan ook beslist niet slecht. Dit werd onlangs bevestigd door een onderzoek waarin het Nederlands pensioenstelsel voor het tweede jaar op rij als het beste ter wereld uit de bus kwam.

Maar kunnen we dit in stand houden? Het AOW-stelsel is een omslagstelsel. Dat wil zeggen dat de niet gepensioneerden via de AOW-premie de pensioenuitkering betalen van de gepensioneerden. Evenwel de laatste jaren aangevuld met een toenemende geldstroom uit de algemene middelen, vanwege een ingrijpende verandering in de leeftijdsopbouw van de bevolking. Vandaar ook de huidige plannen van de regering de pensioengerechtigde leeftijd te verhogen. In de aanvullende pensioenen bouwt een werknemer een individuele pensioenaanspraak op, met andere woorden de betaalde premie komt hemzelf ten goede. Deze gelden zijn veelal ondergebracht in (door CAO’s verplichte) bedrijfspensioenfondsen. De Nederlandse Bank houdt toezicht op deze pensioenfondsen om te waken over de opgebouwde aanspraken. Vandaar de recente discussie over de mate waarin de verschillende fondsen in staat zijn om deze aanspraken uit te voeren.Maar het totale beschikbare vermogen is nog nooit zo hoog geweest als nu: 700 miljard Euro.

Dan is er nog een ander fenomeen. Een toenemend deel van de huidige werkende generatie zijn zgn. tweeverdieners. Van overheidswege betekent dit een forse bijdrage in kinderopvang. Maar voor de tweeverdieners zal door het werken van beide partners, voor een deel ook een tweede aanvullende pensioenaanspraak ontstaan. Bovendien, wanneer beide ouders doorwerken, zullen de lasten later lager zijn en een groter spaaroverschot ontstaan. De conclusie mag zijn ,dat een groot deel van de toekomstige ouderen het D.V.ook niet slecht zullen hebben.

Maar er zullen ook zeker uitzonderingen zijn. Mensen die niet(meer) kunnen werken zullen geen aanvullend pensioen opbouwen. ZZP-ers of andere zelfstandigen met een bedrijf dat het moeilijk heeft, zien vaak hun pensioen verdampen. Er zullen pensioenfondsen zijn waar het toch niet goed gaat. En die mensen moeten geholpen worden waar nodig.

De ChristenUnie heeft hoog in het vaandel de zorg voor de medemensen, het omzien naar elkaar en armoedebestrijding. En terecht. In een tijd waarin de centrale en de lokale overheid sterk moet bezuinigen, is het daarom noodzaak de zwakken te blijven ontzien. En ouderen van vandaag zijn ook veelal uitstekend in staat om hun rollator of de thuishulp zelf te betalen of (mee) te betalen voor voorzieningen voor ouderen. Dit beleid kan bijdragen om andere, noodzakelijke ondersteuning in stand te houden!

 

 

 

 

« Terug

Reacties op 'Pensioenen en beleid'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.