Boerin Betty van Os: "De natuur is te sterk en te veranderlijk om regels over te maken"

Interview Betty van Os.JPGzaterdag 16 november 2019 17:09

In het debat over landbouw komen vooral de uitersten naar voren: degenen die boven en onder de wet opereren tegenover biologische boeren. De middengroep van boeren blijft onderbelicht. ‘Ik wil een interview met een doorsnee boer’, zeg ik op de redactievergadering. Maar daar maak ik – toch zelf een boerendochter – een denkfout. Er is geen ‘doorsnee’ boer in de diverse sector met twintig deelsectoren. Carola Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), wil een landbouwtransitie, maar bestaat er een mal voor bedrijven die qua grootte, gewas of dier, ligging, grondsoort en aanpak verschillen? Ik ga in gesprek met Betty van Os, kippenboerin en akkerbouwer in het puntje van Groningen. ‘Ik zou niet in Carola’s schoenen willen staan. Als ik haar was, legde ik het bijltje erbij neer. Hiervoor laat je je niet gebruiken.’

Door Antrude Oudman

Dat de landbouwsector verantwoordelijk is voor de meeste stikstof betekent niet dat boeren niet nadenken over duurzaamheid. De maatschap A.L. van Os omvat 350 hectare akkerbouw en 43.000 vrije uitloophennen. Vier kilometer verderop ligt de Waddenzee. Er wordt geboerd vanuit het christelijk principe van rentmeesterschap. “Dat betekent vooral dat we de grond gezond doorgeven aan de volgende generatie. Deze grond is al honderden jaren in gebruik als landbouwgrond.” Van Os praat met passie en deskundigheid. “We hebben windenergie en zijn energieneutraal. We hebben in onze stal veel stikstofruimte over doordat we de inrichting hebben verbeterd via mestdroging en mestbanden. We voeren onze hennen eigen graan en haver, rijden eierdoppen uit op ons land, gebruiken de niet-kerende grondbewerking wat de weerbaarheid van de bodem verbetert. We hebben alleen een beetje Roundup nodig voor het onkruid, want met niet kerende grondbewerking kom je er anders in om.” Deze aanpak heeft resultaten, merkt ook de omgeving. Glimlachend: “Vorig jaar ontdekte de bijenvereniging in een dorp verderop dat hun bijen niet terugkwamen. Die zaten allemaal in onze bloeiende groenbemesters!”

In een paar uur torpedeert Van Os een aantal misvattingen over dieren, duurzaamheid en natuur. ‘Laatst zei één van mijn zoons: onze hennen moeten leerplicht hebben aangezien dieren gewoon gelijkgesteld worden aan mensen. Weet je: wij houden dieren naar hun aard. Een konijn vindt het heerlijk in een hokje, een haas gaat er dood. In onze stal hoor je de hennen tevreden tokken. En wij worden weggezet als dierenbeulen.’ Het tegendeel is waar, blijkt: ‘Wij overtreden de wet doordat de kippen vandaag binnen zijn. Kippen moeten altijd buiten zijn behalve bij sneeuw. Maar het waait zo hard en is zo nat. Het is niet diervriendelijk dat de kippen dan aan één kant van de stal kleumen omdat de stal open moet zijn. Dus we hebben de stal dicht. Voor ons is dierwelzijn hoger dan de wet.’

Duurzaamheid is geen nieuw thema. ‘De sector is allang bezig met kringlooplandbouw. Grappig genoeg komen oude technieken uit mijn vaders tijd – vóór bestrijdingsmiddelen en kunstmest – weer terug. In de stal hebben wij bijvoorbeeld roofmijten tegen bloedluizen. Dat is een biologische oplossing. Mijn zoon filmde het gevecht tussen de mijten en de bloedluizen. Wat een dierenleed! De mijten vallen de luizen aan, soms legt een mijt het loodje, maar meestal de luis. De vrije natuur kent geen dierwelzijn! In de natuur geldt alleen het ‘recht van de sterksten’. De natuur is bikkelhard.’

Er is geen eenduidig beeld van de landbouw. Enerzijds willen mensen terug naar het ‘vroeger was alles beter’ à la Cornelis Jetsesplaatjes en anderzijds zijn beelden van vroeger blijven hangen die achterhaald zijn zoals het hoge antibioticagebruik (inmiddels gereduceerd met 96%) en wolken bestrijdingsmiddelen. De waarheid ligt in het midden. ‘Die goeie ouwe tijd was een zwáre tijd. De ouders van mijn moeder moesten in de jaren ’20 van de boerderij omdat ze de pacht niet konden opbrengen en telkens als het beter leek, dook mond-en-klauwzeer, varkenspest of snot in de kippen op. Haar ouders werkten zich kapot. Vroeger was altijd ergens wel een gebiedsgebod vanwege al die ziekten die wij vandaag uitstekend beheersen! En we hebben nu technieken om misoogsten te beperken zoals ontwatering, maar toen gingen complete oogsten verloren. Door de vooruitgang zijn productie en dierenwelzijn enorm verbeterd. Toen werd het leuk om boer te zijn! Onze kippen hebben een luxe leventje. Ja, in die legbatterij zaten eerst te veel kippen in één hokje en we spoten eerder alles dood. Ik erken dat milieubewegingen het de goeie kant op stuurden. Maar nu slaat het door in de andere kant.’

De natuur kan nooit onder de duim worden gehouden, benadrukt Van Os. ‘Toen ik klein was, waren er geen kikkers en roofvogels omdat alles werd doodgespoten. Maar ook dan: de natuur past zich aan. Dieren werden na een paar jaar resistent tegen de sterkste middelen. De natuur is een prachtig, ingewikkeld geheel waarvan wij misschien 1% begrijpen. Focussen op één element in het geheel zoals stikstof is te simpel. Er is zoveel kennis, zorg en deskundigheid en visie nodig om de grond niet uit te putten. De natuur is te sterk en te veranderlijk, daarover kun je geen regels maken. Dat moet je aan de deskundigheid van de boer overlaten. Dat is het mooie van ons beroep: altijd schipperen met de natuur. Fytoftora [aardappelziekte, red.] wordt bijvoorbeeld sterker. Je bent nooit klaar.’

En regels werken soms averechts. ‘Als wij oogsten, moeten wij de hoeveelheid fosfaat aanvoeren die daarmee van de hectare komt. Maar de normen zijn niet in evenwicht. We zitten niet stil! Tien jaar terug haalden we zestig ton bieten van een hectare terwijl honderd ton nu normaal is. Door de hogere opbrengsten put je de grond juist uit omdat de normen op oude opbrengsten gebaseerd zijn. Daarnaast werken we met groenbemesters en die hebben ook voedsel nodig om te groeien. Door de lage fosfaatnorm kunnen wij echter minder dierlijke mest gebruiken maar moeten teruggrijpen op kunstmest. Dat we mest afvoeren en kunstmest uit het buitenland uitrijden is geen kringloop.’ De regels zijn te star en werken niet voor elk, merkt ze. ‘Het ene jaar kun je in september mest uitrijden, het andere jaar niet. Laat boeren dan niet hun land verprutsen omdat het móét. Pas regels aan de natuur aan. Dat geldt ook vergroening. In het Oldambt is dat een ramp. Die zware grond moet gewoon verweren, moet nat worden, droog worden en bevriezen en niet groen de winter in. Onze grond zou verslempen als het niet groen de winter in gaat, het werkt bij ons wel.’

Ze vreest voor een overheid die de sector geheel controleert. ‘Telkens wanneer de individuele boer verdween kwam er hongersnood. Napoleon was wel zo wijs dat hij de boeren boer liet zijn, Hitler ook. Maar in communistisch Cuba, Rusland en China zijn miljoenen de hongerdood gestorven. Als de overheid de productie ter hand neemt, hebben de boeren niet de inzet die ze nu hebben. Gun de boeren hun vrijheid! Nu ligt de hele sector op zijn gat, niet alleen boeren: ook producenten, leveranciers, zzp’ers en loonwerkers. En er is geen uitkoopregeling voor niet-boeren.’ Ze heeft een concrete wens: ‘In plaats van dat de overheid verbiedt en regels stelt, moet zij de sector stimuleren en mogelijkheden bieden. In het verleden werd investeren via de energieinvesteringsaftrek (EIA) en milieuinvesteringsaftrek (MIA) fiscaal gunstig gemaakt. Wij werken bijvoorbeeld met kaarten waarmee je precies jouw perceel ziet en per gewas plaatsspecifiek spuiten wordt aangegeven dus hoewel middel per perceel nodig is. Bovendien: dit is positief. Terwijl nu met al die regels…’

Halverwege het gesprek vindt ze het juiste woord: ‘Ik denk dat dát het is: wantrouwen! Ga er niet bij voorbaat vanuit dat wij de boel voor het lapje houden. We zijn nu langzamerhand risicodragende werknemers geworden. We krijgen elke dag controleurs op het erf en hebben geen enkele vrijheid meer. Als je kijkt hoe we dertig jaar terug begonnen: toen had je het gevoel dat je ondernemer was en keuzes kon maken, nu moeten we alleen aan regels voldoen.’

Er is sprake van regelmoeheid. ‘Het beleid en de regels veranderen continu. Er is geen visie, geen punt op de horizon waar ze naartoe willen. Het is ad hoc-beleid en vaak zelfs tegenstrijdig. Bij een milieu-inspectie vond de gemeente dat de rand van onze gasolietank hoger moest. Dus wij maakten de rand hoger. Zei een Arbo-inspectie: die rand moet lager, want de opstap is te hoog voor het personeel. Op den duur denk je: hoepel op. Zeker, er zijn regels die goed zijn, maar je kunt nu geen boer zijn zonder de regels te overtreden. Ik hoorde laatst een wijze uitspraak: geen boer laat zijn bedrijf in de soep lopen door regels.’ Dat de kippen vanwege het weer binnen worden gehouden, is illustratief bij deze uitspraak.

Ironisch: ‘Ook qua duurzaamheid en kringloop loop je tegen regels aan. En bovendien: als je in het rood staat kun je niet groen zijn. Als je niets verdient kun je ook niet investeren in duurzaamheid. We hebben in onze bestaande stal veel stikstofruimte over omdat we vanuit de milieuvergunning voor die stal met een bepaalde inrichting al zoveel stappen hebben gedaan zoals mestdroging en mestbanden. Maar er zijn iedere keer nieuwe eisen. Het is onduidelijk of we die vrijgekomen stikstofruimte mogen verplaatsen naar de nieuwe stal die we willen bouwen.’

Dat was oktober. Wanneer ik Van Os begin november opnieuw spreek over de ontwikkelingen na het eerste gesprek, is ze duidelijk: ‘Onze stikstofruimte vervalt.’ Ik ben verbluft: die ruimte is intern gecreëerd, is dat geen door het ministerie van LNV gewenste interne saldering? ‘Het is nog niet uitontwikkeld. Maar er komt een peildatum.’

Maar de familie geeft niet op. ‘Er zijn vijftigplussers zonder opvolger voor wie een uitkoopregeling goed is, maar een alternatief is in het buitenland gaan boeren. Ik denk dat de politiek zich daarvan niet bewust is.’ Cru gezegd: het beleid lost het stikstofprobleem niet op en is economisch nadelig. Van Os overweegt een stal in Duitsland. ‘Duitsland schreeuwt om eieren, maar hier gaan de stallen dicht. We leveren toch al eieren aan Duitsland, dit zou zelfs makkelijker zijn. Duitsers zijn heel chauvinistisch: zij willen alleen eieren met een ‘D’ erop.’

Ze pleit voor een internationale benadering van de landbouw. ‘Het buitenland lacht zich rot om wat hier in Nederland gebeurt, ze denken: wij nemen jullie landbouw wel over. Een wetenschapper in Wageningen vertelde mij alleen buitenlandse studenten te hebben. Via de wet van vertraagde voorsprong raken we alles kwijt aan het buitenland.’ En als de vraag niet daalt lost inkrimpen niets op. ‘Als de landbouw uit Nederland verdwijnt komen eieren uit Poolse legbatterijen. Als je duurzaam en milieubewust wilt, moet je de landbouw hier houden: hier heb je er controle over. En Nederland lost een deel van het voedselvraagstuk op in de wereld. Ons pootgoed gaat naar 134 landen. Nederland is qua kennis, infrastructuur, klimaat en grond het meest geschikt voor de teelt van pootgoed. In droge gebieden waar rijst verbouwen niet meer mogelijk is, kunnen wel aardappels verbouwd worden voor consumptie. Slechts een paar gebieden wereldwijd zijn geschikt voor vermeerdering van pootgoed: het Nederlandse kustgebied is daar één van. Via pootgoed helpen we mede de honger de wereld uit. Hongersnood levert onrust in een land op.’

Een internationale benadering en – met nadruk – géén Europese benadering. ‘Wij hebben niks aan de EU. Wij zijn Global Capgecertificeerd, maar Duitsland vraagt Q-certificering. Terwijl Global Cap wereldwijd moet gelden. Landen hebben eigen regels en supermarkten stellen eisen waarmee de overheid niets te maken heeft. Vooral Duitsland. Voor de EU had je valutaschommelingen en douanegedoe. Die problemen zijn weg, maar nu moeten we bij de teelt al verzinnen welk land het meest zal geven en daarop inspelen. Gaan onze uien naar Senegal, gaan ze naar… Wie wil wat?’

Van Os is kritisch over de boerenprotesten, maar deelt het gevoel dat het ‘genoeg’ is. Ze is blij met het contact tussen boeren onderling. ‘Wat nu opleeft komt niet van organisaties als LTO.’ Is het gevaar niet dat boeren een gesloten gelid gaan vormen? Ze kijkt ernstig. ‘Dat is zo. Dat ze zich terugtrekken en het terrein afbakenen. Ik merk het aan mezelf. Bij de bouw van onze eerste stal hebben we gepraat met milieuorganisaties. Maar dat wil ik nu niet meer.’ Ze kijkt mij aan. ‘Hoe zie jij dit?’ Ik zeg een groot voorstander te zijn van dialoog, maar dat vereist twee dingen: boeren worden uitgenodigd en beide kanten staan open voor elkaar. Haar gezicht betrekt. ‘Maar we hebben het twintig jaar geprobeerd. Van de kant van boeren moet dialoog komen, maar ook van de andere kant. En boeren zitten niet aan tafel.’ Ik zeg weifelend: ‘Ja, als het klimaat zich er niet voor leent…’ Ze vult ironisch aan: ‘Dan heb je een klimaatprobleem.’

« Terug

Reacties op 'Boerin Betty van Os: "De natuur is te sterk en te veranderlijk om regels over te maken"'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.