Het ontwikkelingsoptimisme van rechts

zaterdag 02 april 2005 20:40

In zijn 'Onafhankelijkheidsverklaring' presenteerde Geert Wilders een paar weken geleden zijn eerste - nogal opzienbarende - programmatische voorstellen. Zo bepleit hij het Nederlandse budget voor ontwikkelingssamenwerking terug te brengen tot een achtste van het huidige. Het voorstel de post van minister van Ontwikkelingssamenwerking te schrappen vloeit daar logisch uit voort.

Nu kan men natuurlijk met morele verontwaardiging deze rücksichtsloze kaalslag bestrijden en wijzen op de noden van Afrika en het goede imago van Nederland met zijn traditioneel grote ontwikkelingsinspanning. In het populistische klimaat dat de politieke kring waaruit hij afkomstig is, de VVD, al jaren in zijn greep heeft, zal dit geen indruk maken.

Veel ernstiger voor Wilders is dat hij met dit voorstel niet meer bij de - neoconservatieve - tijd is. Net begonnen en nu al verouderd, dat is toch zorgelijk.

Wat is namelijk het geval? Anders dan menigeen geneigd is te veronderstellen, lijkt president Bush van plan met dezelfde agressie waarmee hij Irak van zijn dictatuur bevrijdde, nu Afrika en andere arme delen van onze wereld te bevrijden van duurzame armoede. Daarbij wordt hij niet zozeer geleid door morele of internationaal-rechtelijke motieven, maar allereerst door zaken die hem meer vertrouwd zijn, namelijk de bestrijding van het terrorisme en een groot vooruitgangsoptimisme.

Zo zei hij al in 2002 in een toespraak in Mexico dat hij de overtuiging had 'dat grote vooruitgang binnen handbereik ligt'. Hetzelfde onverwoestbare Amerikaanse optimisme dat de democratie als politieke zegen overal in de wereld wil invoeren, en daar waarachtig nog in lijkt te slagen ook - denk aan Ukraïne, Libanon, Kirgizië - stelt zich nu in dienst van het oplossen van het armoedevraagstuk.

Het zal even wennen zijn voor progressief Nederland, maar we hebben er dus een onverwachte bondgenoot bij. Het geloof in de maakbaarheid van de samenleving lijkt in rechtse handen te zijn gekomen. Wie had ooit gedacht dat de politieke agenda's van bijvoorbeeld Jan Pronk en George Bush elkaar nog eens zouden overlappen?

Budget

In Amerikaanse neoconservatieve kringen wordt de laatste tijd ronduit erkend dat de Verenigde Staten als wereldmacht ook een bijzondere verantwoordelijkheid hebben om het armoedevraagstuk op te lossen en dat daarom het ontwikkelingsbudget drastisch omhoog moet. Argumenten zijn: de morele onaanvaardbaarheid van structurele armoede, armoede als bron van onveiligheid, economisch eigenbelang en het verbeteren van het imago van Amerika in de wereld.

De impulsen lijken dezelfde als destijds achter het Marshallplan, dat het naoorlogse verwoeste Europa weer op de been moest helpen. Een mengsel van eigenbelang en plichtsgevoel, strategische berekening en barmhartigheid. Idealisme en realisme kunnen soms wel degelijk hand in hand gaan.

Dat optimisme of in elk geval de nieuwe dynamiek om nu eindelijk eens af te rekenen met het armoedevraagstuk, wordt de laatste jaren ook geprikkeld door de zogenaamde Millennium Development Goals (MDG's), mondiale ontwikkelingsdoelstellingen uit het keerpuntjaar 2000, die een kernagenda bevatten met gekwantificeerde ontwikkelingsdoelen en een tijdpad (2015). Het gaat dan om doelen als het uitroeien van extreme armoede en honger, basisonderwijs voor alle kinderen, terugdringen kindersterfte en een halt toeroepen aan aids, malaria en andere ziekten.

Aanvankelijk werd de verklaring van wereldleiders, die in 2000 de nieuwe eeuw kennelijk met goede voornemens wilden starten, met scepsis begroet. Hadden de rijke landen dertig jaar geleden al niet beloofd 0,7 procent van hun jaarlijkse welvaart apart te zetten voor een ontwikkelingsbudget? Daar is beroerd weinig van terechtgekomen. De VS bijvoorbeeld zitten nu op een niveau van 0,14 procent. Argumenten te over voor gezonde scepsis.

Maar in werkelijkheid gebeurt er de laatste tijd iets anders. Die MDG's gaan namelijk steeds meer functioneren als een maatstaf om te beoordelen hoe de rijke landen voortdurend tekortschieten. Ze worden een politiek breekijzer om de onwil en krenterigheid van de rijke landen om te zetten in een actief ontwikkelingsbeleid.

De MDG's doen denken aan de Helsinki-akkoorden van 1975. Dat waren afspraken tussen Oost en West om de onderlinge spanningen te verzachten. Om het wederzijdse vertrouwen te voeden, werd beloofd meer samen te werken op wetenschappelijk en economisch gebied. Dat was toen vooral in het belang van de Sovjet-unie. Ook werd een stichtende, maar obligate passage opgenomen over het respecteren van mensenrechten. Daar hebben ze later in Moskou gloeiende spijt van gekregen. Die mensenrechtenverklaring werd namelijk het houvast voor dissidenten als Sacharov, Amalrik en Sharansky (namen die niet vergeten mogen worden) om het tekortschieten van het Sovjet-systeem aan de kaak te stellen.

Iets vergelijkbaars gebeurt nu met de MDG's - vrome teksten die een onverwachte kracht blijken te kunnen ontwikkelen om de rijke wereld aan te zetten tot minder egocentrisch gedrag.

Niet naïef

Dit is allemaal bemoedigend. Waar het nu verder om gaat, is te voorkomen dat het eerdergenoemde onverwoestbare Amerikaanse optimisme niet gepaard gaat met de even onverwoestbare Amerikaanse naïviteit om met grote financiële gebaren de wereld van de ene op de andere dag te willen verbeteren.

Ik heb er vertrouwen in dat het zo niet zal gaan. In het moderne denken over het ontwikkelingsvraagstuk, vooral gedragen door experts in en rond de Verenigde Naties, wordt al jaren ingezien dat ontwikkeling veel meer is dan het bevorderen van economische groei. Dat was de naïeve overtuiging van de jaren zestig van de vorige eeuw.

Inmiddels is er terecht aandacht gegroeid voor condities als goed bestuur, conflictpreventie, rechtsstaat en respect voor mensenrechten. Zelfs militairen en ontwikkelingswerkers leveren elkaar soms hand- en spandiensten. De modernisering van het ontwikkelingsbegrip leidt er ook toe dat ontwikkelingsorganisaties (in ons land bijvoorbeeld Woord en Daad en ZOA Vluchtelingenzorg) samenwerking zoeken met het bedrijfsleven.

Het is nog egeltjesvrijen, maar ik weet zeker dat het vrucht zal dragen. Geert Wilders loopt met zijn pathetische onafhankelijkheidsverklaring dus hopeloos achter. Hij is niet rechts genoeg!

 

Eimert van Middelkoop is lid van de Eerste Kamer voor de ChristenUnie en schrijft op deze plaats maandelijks een column.

Bron: Nederlands Dagblad

« Terug

Reacties op 'Het ontwikkelingsoptimisme van rechts'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.